Zowel de Rastandaardtest (RST) als de Zuchttaughlichkeitsprüfung zijn fokgeschiktheidstesten, of m.a.w. testen die als oogmerk hebben om na te gaan of het verantwoord is met de hond te fokken.
Deze testen, die een essentieel onderdeel zijn van ons fokreglement, willen de voorgestelde hond beoordelen in functie van de F.C.I.-rasstandaard, niet slechts wat zijn exterieur betreft maar ook wat zijn aard of karakter betreft.
Met de test willen we ons helemaal niet uitspreken over de kwaliteiten van de hond noch een waardeoordeel geven ! Dat laten we over aan de fokker die zelf selecteert met welke honden hij wil fokken. Enkel reiken we aan de fokker een instrument aan om zich ervan te vergewissen dat de hond beantwoordt aan de minimale kenmerken van de FCI-rasstandaard en geen fokuitsluitende fouten vertoont die een onwenselijke erfelijke belasting zouden zijn voor toekomstige generaties.
Over de ganse wereldbol organiseren Rottweilerverenigingen soortgelijke testen die uiteraard allemaal dezelfde kenmerken beogen : onverschrokken, mensvriendelijk, attent. De Rottweiler is een evenwichtige hond met een hoge prikkeldrempel, attent maar onverschrokken en reageert dus niet angstig maar rustig en evenwichtig op prikkels. Hij is moeilijk agressief te maken en zelfs ingeval van agressieve reactie op een sterke provocatie of dreiging, ebt deze onmiddellijk weer weg eens ook de provocatie ophoudt.
Dit is de Rottweiler zoals wij hem kennen en ik kan het niet genoeg zeggen : vertel over het karakter van de Rottweiler de waarheid en niets dan de waarheid. Een betere publiciteit is niet denkbaar !
We moedigen dan ook zoveel mogelijk mensen aan om aan deel te nemen aan de rasstandaardtest en zeker niet enkel fokkers !!! De testen staan open élke liefhebber, uiteraard voor de fokker maar ook voor u en uw hond ! Het merendeel van de deelnemers hebben niet eens de intentie ooit met hun hond te fokken, enkel zijn zij fier op hun beste vriend en willen ze dit ook tonen.
“Bij bezoekjes aan leden stel ik zelfs vaak vast dat het diploma dat aan elke geslaagde hond wordt uitgereikt, een ereplaats op de schoorsteen kreeg !”
Elke geslaagde deelnemer krijgt een schriftelijke beschrijving van zijn hond en een mooi diploma mee huiswaarts.
Voor meer informatie over deze testen verwijs ik naar het reglement dat u hieronder vindt en voor de ZtP-be op de betreffende pagina. Voor de RST is er helemaal geen voorbereiding nodig (wel moet de hond zich laten meten en het gebit laten controleren …) en élke hond kan hier aan deelnemen. Voor de ZtP-be is er uiteraard wel voorbereiding nodig is want hier komt pakwerk bij te pas en daarvoor moet de hond afgericht zijn.
BELGISCHE ROTTWEILERKLUB – CLUB BELGE ROTTWEILER
REGLEMENT VAN DE RASSTANDAARDTEST
Deze test wil de voorgestelde hond beoordelen in functie van de F.C.I.-rasstandaard. De test kan besloten worden met de beoordeling « beantwoordt aan de rasstandaard » of « beantwoordt niet aan de rasstandaard ». Ingeval van beoordeling « beantwoordt niet aan de rasstandaard », wordt de reden hiervan gemotiveerd op het rapport vermeld dat na de test aan elke deelnemer wordt overhandigd.
Deelname aan de test impliceert de onvoorwaardelijke en onherroepelijke toelating aan de Belgische Rottweiler Klub om de aldus over de hond vergaarde informatie naar eigen goeddunken te verzamelen, te bewaren, te verwerken, te verspreiden en zelfs te publiceren, voor zover dit kadert in de werking van de rasvereniging, in het bijzonder het op welke wijze dan ook verschaffen van alle nuttige informatie die voor de fok van de Rottweiler dienstig kan zijn.
De test wordt beoordeeld door twee keurmeesters die voor elke rasstandaardtest opnieuw weer in het bijzonder door de Raad van Bestuur van de Belgische Rottweiler Klub worden aangeduid. Minstens één van deze keurmeesters is een door het F.C.I.- erkende schoonheidskeurmeester die daarenboven door de rasvereniging wordt erkend als rasspecialist. De tweede keurmeester getuigt bij voorkeur eveneens van deze kwalificaties of zal op basis van zijn kennis en ervaring door de Raad van Bestuur aangeduid worden.
De beoordeling door de keurmeesters gebeurt in functie van de rasstandaard en luidt in elk onderdeel « voldoende » of « onvoldoende ».
Ingeval van onenigheid tussen de keurmeesters bij de beoordeling van een onderdeel, krijgt de hond geen eindbeoordeling maar wordt hij doorverwezen naar een latere tweede test door andere keurders of waarbij minstens de keurmeester die een « onvoldoende » adviseerde vervangen wordt door een andere keurder. Indien ook op die test onenigheid tussen de keurders zou bestaan, wordt de hond beoordeeld als « beantwoordt niet aan de rasstandaard ».
Behoudens indien door de keurmeesters een naar hun oordeel definitieve en onherstelbare diskwalificatiefout wordt weerhouden, mag de hond die beoordeeld wordt als « beantwoordt niet aan de rasstandaard » opnieuw en dan ten vroegste 3 en ten laatste 6 maanden later opnieuw voorgesteld worden en dan voor de laatste keer. Onenigheid tussen de keurmeesters of de hond opnieuw mag voorgesteld worden, impliceert dat de hond een tweede keer mag voorgesteld worden. Op gemotiveerd verzoek van de eigenaar van de hond kan van voormelde termijn door de Raad van Bestuur van de rasvereniging een afwijking toegestaan worden alsook een derde kans.
Alle onderdelen van de test worden bij voorkeur door beide keurders gezamenlijk beoordeeld. Slechts indien dit volgens hen noodzakelijk wordt geacht omwille van redenen eigen aan de
organisatie (te groot aantal honden, afstand tussen oefenterrein en de plaats waar de verkeerstest wordt afgelegd, tijdsgebrek, enz. ….), kunnen de testen « gedrag in het verkeer » en « beoordeling van het uiterlijk » door beide keurders afzonderlijk beoordeeld worden waarbij laatstgenoemde test echter verplicht wordt beoordeeld door de erkende schoonheidskeurder. Indien dergelijke afzonderlijke keuring leidt tot het besluit « onvoldoende », wordt verplicht ook het oordeel van de tweede keurder ingeroepen.
Het onderdeel « karaktertest » wordt door hen verplicht gezamenlijk beoordeeld.
Voorwaarden om aan de test deel te nemen :
De reu moet minstens 18 maanden en de teef minstens 20 maanden oud zijn op datum van de test de hond moet een door het FCI – erkende stamboom bezitten
Om beoordeeld te worden als « beantwoordt aan de rasstandaard » moet de hond in alle onderdelen slagen. De volgorde waarin de onderdelen worden beoordeeld, wordt vrij bepaald door de keurmeesters doch aan het onderdeel ‘gedrag in het verkeer’ mag uitsluitend deelgenomen worden door honden die slaagden in het onderdeel ‘karaktertest’.
Onderdeel 1 – beoordeling van het uiterlijke.
Deze test beoogt vast te stellen of de hond in voldoende mate beantwoordt aan de beschrijving door de rasstandaard.
De hond wordt individueel aan de keurmeester voorgesteld zoals op een tentoonstelling, aangelijnd en met halsketting. De keurmeester geeft van de hond een gedetailleerde schriftelijke beschrijving, met inbegrip van de vaststelling van grootte, lengte, borstbreedte en –diepte, oogkleur, opname van de maten van het hoofd, enz. … en besluit deze vervolgens met de beoordeling « voldoende » of « onvoldoende ».
De beoordeling als « onvoldoende » wordt bondig doch duidelijk gemotiveerd.
Slechts honden waarvan de oogkleur gekwalificeerd wordt tussen 1 a en 4 a kunnen in de test slagen. Honden met een lichtere oogkleur, vanaf 4 b, worden fokongeschikt verklaard en kunnen niet slagen in de proef.
Onderdeel 2 – karaktertest.
In dit onderdeel wordt beoordeeld of de hond getuigt van een voldoende grote zelfstandigheid, een voldoende hoge angst- en agressiedrempel en of hij, eens geprovoceerd, ook voldoende
snel weer tot evenwicht komt, één en ander in het licht van de rasstandaard en de eisen van het vigerend maatschappelijke bestel.
Geven aanleiding tot de beoordeling “onvoldoende” : grote angst, overdreven nervositeit, te snelle of te grote agressie, het niet snel terugkomen tot rust.
De keurmeesters kunnen in elke stand de test beëindigen wanneer zij van oordeel zijn dat de beoordeling “onvoldoende” zich opdringt. Zij zullen in dat geval proberen er zorg voor te dragen dat de hond opnieuw tot rust komt en zijn vertrouwen hervindt alvorens het terrein te verlaten.
De hond wordt voorgesteld met brede lederen halsband of halsketting zonder strop en een leiband van minimaal 1.5 meter lengte. Deze attributen worden desnoods door de organisatoren ter beschikking gesteld.
De test verloopt in twee delen.
Eerste gedeelte.
Gedurende het eerste gedeelte van de test zijn twee honden gelijktijdig op het terrein. Hun geleiders komen met de aangelijnde hond gelijktijdig het terrein op, met een tussenafstand van 2 tot maximaal 5 meter, en begeven zich in de richting van de keurmeester(s) alwaar zij halt houden en zich voorstellen. De hond dient bij het aanmelden een zittende houding aan te nemen. Dat daartoe een of meerdere bevelen gegeven moeten worden geeft geen aanleiding tot uitsluiting doch de hond dient onder controle van zijn geleider te zijn en mag geen angstige of agressieve houding aannemen. Vervolgens begeeft één van de geleiders zich met zijn hond buiten het veld.
De hond wordt vervolgens aan volgende proef onderworpen.
De hond wordt op het terrein gebracht aan de leiband die zonder spanning los doorhangt zodat het gedrag van de hond kan beoordeeld worden zonder beïnvloeding of correctie vanwege de begeleider. Hij mag zich vrij en vrolijk gedragen maar er wordt verwacht dat zijn gedrag voldoende onder controle is om een ongehinderde wandeling mogelijk te maken. Indien blijkt dat de hond door de geleider onvoldoende gecontroleerd wordt, kan de oefening door de keurmeester(s) afgebroken worden en de hond verwezen naar een herkansing. Gedurende de ganse oefening onthoudt de geleider er zich van om commando’s te geven. Het uitoefenen van dwang of geweld op de hond heeft onmiddellijke uitsluiting als gevolg. Als de hond een persoon of voorwerp besnuffelt of begroet, dan wordt dit kort toegelaten waarna de hond zonder dwang wordt weggeleid.
1.De geleider biedt zijn hond een speelgoed aan dat door de organisator ter beschikking gesteld wordt (vb. jutten zak, bal, bijtworst, enz. …) en zet hem aan tot geestdriftig spelen. Eens het spel bezig is, gebiedt de geleider op teken van de keurmeester zijn hond om het speelgoed af te staan. De hond mag hier speels maar niet agressief op reageren. Indien de hond in het speelgoed en/of in het algemeen het spel geen interesse toont, wordt dit niet gesanctioneerd.
2.Vervolgens maakt de geleider met aangelijnde hond een wandeling over het terrein. Tijdens deze wandeling wordt een schot gelost, kaliber 6 of 9 mm, op ongeveer 20 passen afstand.
3. Een groep van minimaal 10 personen maakt een cirkel en stapt achter elkaar in dezelfde richting met een onderlinge afstand van enkele meters, daarbij eventueel normaal converserend doch zonder dreigende bewegingen of geluiden t.a.v. de hond en/of de geleider. De geleider wandelt sla-lom tussen deze personen door in de tegenovergestelde richting en na alle personen minstens één keer te hebben gekruist, stopt minstens één keer voor een persoon en begroet deze met handdruk en stem. De hond mag tijdens deze halt om het even welke houding (zit, staand of liggend) aannemen maar moet zich neutraal of vriendelijk opstellen, zeker niet angstig, onzeker, dreigend of agressief. Gedurende deze halt blijven de andere personen onverminderd verder doorstappen langsheen de hond.
4.Vervolgens gaan de op het terrein aanwezige personen dicht bij elkaar staan en bewegen kris-kras door elkaar, steeds normaal converserend en zonder dreigende bewegingen op geluiden t.a.v. de hond en/of de geleider. De bedoeling is het scheppen van een situatie die vergelijkbaar is met deze op een zeer drukke marktplaats. De geleider wandelt doorheen deze groep mensen, maakt een keerwending en begeeft zich opnieuw doorheen de groep in de richting van de keurmeester(s). Vlak voor de keurmeester(s) houdt de geleider halt, geeft een hand en stelt zich voor. Gelijktijdig sluit de groep zich tot zij de keurmeester(s), hond en geleider volledig omsluit. Op teken van de keurmeester opent de groep zich langzaam om vervolgens – andermaal op teken van de keurmeester – zich snel te sluiten tot zij de keurmeester(s) hond en geleider opnieuw volledig omsluit.
5.Vervolgens wandelt de geleider met de hond doorheen een dubbele rij personen die op een afstand van ± 2 meter van elkaar staan. Tijdens deze heenwandeling worden door enkele personen in de rij allerhande prikkels geuit worden door vb. zonder voorafgaande waarschuwing een paraplu te openen, met een doek te zwaaien, een voorwerp met lawaai op de grond te laten vallen, enz. …, steeds korte afstand voordat de hond hen voorbij wandelt. Na de rij te hebben doorlopen, wordt een keerwending gemaakt en wandelt begeleider met hond opnieuw doorheen de rij. Tijdens deze wandeling worden opnieuw, doch door andere personen, allerlei prikkels geuit. De hond moet hier neutraal of attent op reageren maar alleszins onverschrokken en niet angstig of agressief.
Tweede gedeelte.
Het tweede onderdeel wordt uitgevoerd terwijl geen andere hond op het terrein is, op een zo neutraal mogelijk terrein en bij voorkeur zonder aanwezigheid van andere personen dan de
keurmeesters en hun helpers. De hond wordt door de geleider achtergelaten, met de halsband vastgebonden aan een leiband van minstens 5 meter en maximum 10 meter. De geleider verwijdert zich uit het zicht van de hond en onthoudt zich van elk bevel of teken aan de hond.
Na minimaal 3 minuten wachttijd gaat een voor de hond vreemde persoon rustig en zonder dreiging, eventueel de hond zacht toesprekend, tot bij de hond en verwijdert zich na enkele tellen opnieuw. Hoewel geen vereiste, geniet het de voorkeur indien de persoon de hond kan aaien en/of een snoepje geven.
Na minimaal 2 minuten wachttijd gaat/loopt een andere persoon, eventueel met stok doch alleszins zonder zichtbare bijtmouw in de richting van de hond en daagt deze uit met lawaai en dreiging.
Hij vervolgt deze sterke dreiging tot op het ogenblik dat de keurmeesters teken geven dat de dreiging onmiddellijk moet afgebroken worden omdat zij van oordeel zijn het gedrag van de hond in die stand reeds te kunnen beoordelen. In geen geval mag de persoon de hond dichter naderen dan 2 meter. De vreemde persoon verlaat dan onmiddellijk in stilte en zonder verdere dreiging het zichtveld van de hond.
Op teken van de keurmeester(s) komt diezelfde persoon na enige tijd terug te voorschijn en gaat zonder dreiging, eventueel de hond zacht toesprekend, naar de hond toe. De hond moet zijn rust en evenwicht dermate hersteld hebben dat de persoon de hond vrij kan benaderen. Hoewel geen vereiste, geniet het de voorkeur indien de persoon de hond kan aaien en/of een snoepje geven.
Fouten:
- agressiviteit of angst of overdreven nervositeit t.a.v. een niet-dreigende persoon.
- overdreven angst of agressie bij bedreiging of het niet terugkomen tot rust
- schotschuwheid.
Onderdeel 3 – gedrag in het verkeer.
Deze test beoogt na te gaan of de hond getuigt van een voldoende sociale geaardheid en bewijst in een dagelijkse situatie te beschikken over de gedragskenmerken die in de rasstandaard worden omschreven als « vriendelijk, vreedzaam, zelfverzekerd en evenwichtig ».
De keurmeester(s) en niet de personen die instaan voor de praktische organisatie beslissen over de plaats en omstandigheden waarin de test wordt afgenomen. Bij de samenstelling en beoordeling ervan zal er zorg voor gedragen worden dat zij plaatsvindt in een realistische verkeerssituatie, met inbegrip van auto- en fietsverkeer, jogger(s), wandelaar(s), begroeting van een persoon met handdruk, enz. … . De organisatoren staan in voor het ter beschikking stellen van het door de keurmeester(s) gevraagde materiaal en de voor de testen benodigde personen/helpers.
De test bevat minstens de beoordeling van volgende situaties: de hondengeleider wandelt met zijn aangelijnde hond over een welbepaald gedeelte van het voetpad. De hond moet met doorhangende lijn, rustig onder voortdurende controle van zijn begeleider wandelen. Hij blijft onverschillig t.a.v. voetgangers en verkeer. Tijdens de wandeling zal de keurmeester of een door deze aangeduide persoon de hond de weg afsnijden en zal een fietser (ringelende bel) én jogger de hond passeren. Na een keerwending wandelt de geleider met zijn hond in de richting van de keurmeester, stopt voor deze laatste, begroet hem met luide stem en handdruk en maakt een kort praatje. Gedrag in een (druk bezocht) openbaar gebouw. Gedrag in een rij begeleiders die elk met aangelijnde hond in dezelfde richting over het voetpad wandelen.
De criteria die de keurmeester(s) zullen hanteren, zijn onder meer het gemis aan agressie en angst, de vriendelijkheid t.a.v. mensen en de onverstoorbaarheid t.a.v. gebeurtenissen die als dagelijks aanzien worden. Overdreven snelle of grote angst of agressie geeft onmiddellijk en noodzakelijk aanleiding tot de beoordeling « onvoldoende »